Bekendmaking voor Onderwijs en wetenschap | Overige vormen van onderwijs in Stein
Geplaatst op Lokaalnieuwsstein.nl op: 21-05-2024
Onderwijs en wetenschap | Overige vormen van onderwijs Bekendmakingen
De raad van de gemeente Stein; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 februari 2015; gelet op de wet OKE (op 1 augustus 2010 in werking getreden) die erop neer komt dat er wijzigingen zijn in: • Wet kinderopvang • Wet op het onderwijstoezicht • Wet op het primair onderwijs • Enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid. • Ledenbrief 'Inwerkingtreding Wet ontwikkelingskansen door educatie (Oke)' (VNG-ledenbrief, 13 augustus 2010) overwegende, dat het gewenst is regels te stellen rondom de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen met de volgende uitgangspunten: • Voor alle kinderen kwalitatief goede opvang in peuterspeelzalen en kinderopvang, zodat ontwikkelingskansen van kinderen worden vergroot • Voor alle kinderen die het nodig hebben is een VVE aanbod beschikbaar • Meer samenwerking peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen • Kwaliteitseisen peuterspeelzalen meer in lijn met die van de kinderopvang • Peuterspeelzalen blijven toegankelijk voor alle kinderen gelet op artikel (wettelijke basis) B e s l u i t: Vast te stellen de volgende verordening: Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Stein 2015 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Verhouding tot de Algemene subsidieverordening 1. De in deze verordening opgenomen bepalingen gelden naast de bepalingen uit de vigerende Algemene subsidieverordening Stein 2009. 2. Wanneer en voor zover de bepalingen in deze verordening afwijken van de vigerende Algemene subsidieverordening Stein 2009, geldt niet de vigerende Algemene subsidieverordening Stein, doch deze verordening. Artikel 2 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. raad: de raad van de gemeente Stein; b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein; c. algemene subsidieverordening: de vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Stein 2009 (meest recent); d. wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; e. besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; f. regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit; g. amvb (algemene maatregel van bestuur): Het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; h. peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in de amvb; i. kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het register kinderopvang; j. register kinderopvang: het register kinderopvang, zoals bedoeld in de wet; k. peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kunnen maken op kinderopvangtoeslag; l. VVE-peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs; m. VVE-peuter ZKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag; n. VVE-peuter MKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag; o. kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet; p. inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak wordt gemaakt, of kan worden gemaakt op een kinderopvangtoeslag. q. Wet OKE: De wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie. r. OAB/VVE plan: Het plan over onderwijsachterstandenbeleid / voor en vroegschoolse educatie. Arti kel 3 Subsidiabele activiteiten 1. Het in twee dagdelen voor tenminste vijf uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter, waarbij 40 weken per jaar het uitgangspunt is. 1. Het in drie of vier dagdelen voor tenminste 10 uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter, waarbij 40 weken per jaar het uitgangspunt is. 2. Deelname aan managementoverleg op wijkniveau, werkvloeroverleg op wijkniveau en netwerkbijeenkomsten met leidinggevenden over algemene zaken in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel. Artikel 4 Soort subsidie Aan een aanvrager kan voor zover het deze verordening betreft uitsluitend een subsidie voor de periode van één jaar worden verstrekt. Voor het verstrekken van een subsidie voor een periode minder dan één jaar vormt deze verordening geen grondslag. Hoofdstuk 2 Eisen aan aanvrager en aanvraag Artikel 5 Eisen aan aanvrager Aanvrager is degene die een kindercentrum in de gemeente Stein in stand houdt en aantoonbaar pedagogische relaties onderhoud met een van de in Stein opererende besturen voor primair onderwijs en waar de kwaliteitseisen die voortvloeien vanuit de wetgeving OKE van toepassing zijn. Artikel 6 Bij de aanvraag te overleggen gegevens 1. Hoofdstuk 7 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing. 2. De aanvrager dient bij de aanvraag daar waar dat van toepassing is de navolgende bescheiden te overleggen: a. per locatie, een overzicht van peuters welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma, hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma; b. per locatie, een overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma; c. een werkplan, waarin in ieder geval opgenomen: ∘ een omschrijving van het gehanteerde peuterprogramma, zoals bedoeld in de amvb; ∘ een omschrijving van het pedagogisch beleid en klimaat; ∘ een omschrijving van het educatieaanbod en de wijze van educatief handelen; ∘ voor zover van toepassing, een omschrijving van het extra educatieaanbod voor VVE-peuters; ∘ een omschrijving van de organisatie: • de groepsindeling; • dagindeling; • wijze van intake; • wijze van inzet personeel; • opleiding personeel en opleidingsplan; ∘ een omschrijving van de zorgstructuur, alsmede van het daarbij gehanteerde observatie- en registratie-instrument; ∘ een omschrijving van de wijze waarop de kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd; ∘ een omschrijving van de wijze waarop de doorgaande leerlijn vorm wordt gegeven en geborgd; ∘ de wijze waarop de ouderbetrokkenheid vorm wordt gegeven. d. De gemeente Stein heeft de mogelijkheid om de aangeleverde gegevens inhoudelijk te toetsen en te controleren op juistheid en rechtmatigheid. Artikel 7 Overige voorwaarden Om voor subsidie in aanmerking te komen: a. dienen de pedagogisch medewerkers, naast de opleidingseisen zoals vastgelegd in de regeling, te voldoen aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit van beroepskrachten in verband met voorschoolse educatie, zoals vastgelegd in de amvb; b. dient een opleidingsplan aanwezig te zijn, zoals bedoeld in de amvb; c. bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze verordening € 2,50 per uur; d. bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening € 0,32 per uur. Hoofdstuk 3 Subsidieplafond en subsid iebedragen Artikel 8 Subsidieplafond 1. In afwijking van de algemene subsidieverordening wordt voor dit beleidsterrein geen subsidieplafond vastgesteld. 2. In plaats van het subsidieplafond als genoemd in het voorgaande lid stelt de raad zo vaak als zij dat wenselijk acht uit de algemene middelen een budget vast dat beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van deze verordening. Artikel 9 Subsidiebedragen 1. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter ZKT, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze verordening, bedraagt op jaarbasis € 2.136 per peuter. 2. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening, aan een VVE-peuter ZKT bedraagt op jaarbasis € 5.344 per VVE-peuter. 3. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening, aan een VVE-peuter MKT bedraagt op jaarbasis € 2.736 per peuter. 4. Het voeren van managementoverleg op wijkniveau, werkvloeroverleg op wijkniveau, de educatieve tafel voor leidinggevenden en het overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze verordening, bedraagt op jaarbasis maximaal € 5.910 voor alle drie de aanvragers in totaal. Het exacte bedrag per aanbieder wordt naar rato verdeeld. Hoofdstuk 4 Berekeningswijze subsidie bij subsidieverlening Artikel 10 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening 1. Bij de verlening wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal peuters te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 1, van deze verordening. 2. Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond. Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE- peuter bij de subsidieverlening 1. Bij de verlening wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 2, respectievelijk artikel 9, lid 3, van deze verordening. 2. Het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond. Artikel 12 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg G GD/JGZ bij de subsidieverlening Bij de verlening betreft per aanvrager de subsidie, het bedrag zoals opgenomen in artikel 9, lid 4, van deze verordening. Hoofdstuk 5 Bevoorschotting en betali ng van de subsidie na verlening Artikel 13 Bevoorschotting en betaling 1. Hoofdstuk 8 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing. 2. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen acht weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald. 3. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie meer dan € 25.000 bedraagt, wordt 80% van het te subsidiëren bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen acht weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald. Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelli ng van de subsidie Arti kel 14 Aanvraag om vaststelling 1. De subsidievaststelling vindt plaats op aanvraag van de subsidieontvanger. 2. De aanvraag om subsidievaststelling dient uiterlijk op 1 maartingediend te zijn. 3. De aanvraag tot vaststelling bevat: a. per locatie, een overzicht van peuters, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld; b. per locatie en overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld; c. een overzicht waaruit de deelname aan managementoverleg op wijkniveau, werkvloeroverleg op wijkniveau en de educatieve tafel voor leidinggevenden, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3, van deze verordening, blijkt; d. een jaarverslag met daarin beschreven de activiteiten, zoals genoemd in artikel 6, lid 2, sub c, van deze verordening, de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten. 4. Het college is bevoegd – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het derde lid – andere informatie en/of bescheiden te verlangen, voor zover dat: a. voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is; b. nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten. 5. Het college is bevoegd genoegen te nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het derde lid, voor zover dat redelijkerwijs niet in de weg staat een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling. Artikel 15 Vaststelling van sub sidie 1. Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast. 2. De in het eerste lid genoemde beslistermijn kan door het college één maal worden verlengd met ten hoogste 13 weken. Een verlenging dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt. 3. Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig is ingediend, stelt het college – na een éénmalige rappel waarbij de subsidieontvanger een redelijke termijn is geboden diens verzuim te herstellen – de subsidie ambtshalve vast. Artikel 16 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peu ter bij de subsidievaststelling 1. Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal peuters te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 1, van deze verordening. 2. Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond. Artikel 17 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peu ter bij de subsidievaststelling 1. Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 2, respectievelijk artikel 9, lid 3,van deze verordening. 2. Het gemiddelde aantal ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond. Artikel 18 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten , overige overlegstructuren en overleg GGD/ JGZ bij de subsidievaststelling Bij de vaststelling betreft per aanvrager het bedrag, zoals opgenomen in artikel 9, lid 4, van de verordening. Artikel 19 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteiten heeft beëindigd Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 9 van deze verordening, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd. Artikel 20 criteria voor subsidieaanvragen 1. Het is van belang dat de peuteropvang toegankelijk is voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. 1. Volgens het huidige OAB/VVE plan en de wet OKE is de maximale groepsgrootte 16 kindplaatsen. De groepsgrootte is minimaal 12 en maximaal 16 kinderen op een groep. Echter als de peuteropvang onder de wet kinderopvang valt dan mag de maximale groepsgrootte 14 zijn. Het hangt er dus vanaf op welke manier de kinderdag opvangaanbieder de peuteropvang aanbiedt, hoe de groepsgrootte zal zijn. Indien het een gemengde groep is van kinderen met ouders die beide werken en van kinderen van eenverdieners dan kan de groepsgrootte maximaal 14 zijn. 1. Elke vorm van kinderopvang moet voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen kinderopvang. Het gaat om de betrokkenheid en inspraak van ouders en de deskundigheid van het personeel dat in het bezit is van een bewijs omtrent goed gedrag. 1. Inbedding van de organisatie in de lokale context. 2. De organisatie moet financieel gezond zijn zodat er garantie voor continuïteit is. Artikel 21 resumerend en vooruitblikkend artikel Tijdens de looptijd van deze verordening zullen een aantal ontwikkelingen voor de gemeente Stein van belang gaan worden. Daarbij is te denken aan Passend Onderwijs, Transitie Jeugdzorg, andere organiseerprincipes in de peuteropvang en mogelijke wijzigingen in het VVE inspectiekader. Deze en andere ontwikkelingen zullen van invloed zijn op de inhouden zoals die in de voorliggende verordening aan de orde zijn. Afhankelijk van de bevindingen zal deze verordening inhoudelijk worden aangepast. Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering van de subsidie na vaststelling Artike l 2 2 Betaling en terugvordering 1. Hoofdstuk 8 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing. 2. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, na aftrek van het reeds op grond van artikel 13 van deze verordening verleende voorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald. 3. Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager is dan op grond van artikel 13 van deze verordening verleende voorschot, wordt het teveel betaalde teruggevorderd. Hoofdstu k 8 Indexering subsidiebedragen Artikel 2 3 Indexering subsidieb edragen 1.In verband met de kostenontwikkeling in de kinderopvang kan het college besluiten tot het indexeren van de subsidiebedragen, zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening. H oofdstuk 9 Slotbepalingen Artikel 24 Overgangsbepalingen 1. Voor het kalenderjaar 2015 betreft de uiterste datum van indiening van de aanvraag om subsidieverlening 1 mei omdat de verordening met terugwerkende kracht ingaat. 2. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de verlening, wordt voor het kalenderjaar 2015 uitgegaan van het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE peuters MKT op 1 januari 2015, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal is overeengekomen. 3. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de verlening, wordt voor het kalenderjaar 2016 uitgegaan van het gemiddelde aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke gedurende de periode van januari t/m december 2015 aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal is overeengekomen. Het gemiddelde aantal betreft het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT op de 1e dag van de maand, gedurende voornoemde periode, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven – op een geheel getal afgerond. 4. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de vaststelling, wordt voor het kalenderjaar 2015 uitgegaan van het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters gedurende het jaar 2015. Het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters betreft het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, dat gedurende genoemde periode op de 1e dag van de maand aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 3, sub a en b, van deze verordening, gedeeld door 4. De uitkomst van de berekeningen wordt – naar boven – op een geheel getal afgerond. 5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2016. Artikel 25 Slotbepaling Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze verordening kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening, voorziet. Artikel 26 Inwerkingtreding en looptijd Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Bij het in werking treden van deze verordening komt de verordening Wet kinderopvang 2004 te vervallen. Artikel 27 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Stein 2015”. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26-03-2015, de voorzitter, de griffier, Toelichting Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Stein 2015 . Een regeling voor de bekostiging van het aanbieden van een peuterprogramma door kindercentra . Algemene toelichting. 1. Inleiding. Zowel de kinderopvang als het peuterspeelzaalwerk worden geconfronteerd met diverse ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het stelsel van voorschoolse voorzieningen in onze gemeente. In de gemeente Stein zijn de gevolgen van krimp in toenemende mate merkbaar, dit kan ook consequenties hebben voor het peuterspeelzaalwerk. Daarnaast zijn economische ontwikkelingen, bezuinigingen en de per 1 augustus 2010 wettelijk vastgestelde en aangescherpte kwaliteitseisen (Wet OKE) voor het peuterspeelzaalwerk aan de orde. Ook is door minister Asscher aangekondigd dat met ingang van 1 januari 2016 voorschoolse voorzieningen geharmoniseerd moeten zijn. Dit geldt ook voor de kinderopvang, die naast de krimp te maken heeft met bezuinigingen door het rijk op de toeslagen voor kinderopvang en de economische crisis, waardoor steeds minder ouders gebruik maken van de formele kinderopvang. Er treedt daarnaast een verschuiving op naar het gebruik van informele opvang door grootouders/familieleden, vrienden of gastouders. 2. Harmonisatie en aanscherping kwaliteitseisen. De Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) is per 1 augustus 2010 van kracht geworden. Met deze wet is de regelgeving voor peuterspeelzalen en kinderopvang geharmoniseerd en zijn de kwaliteitseisen aangescherpt. Daardoor gelden thans voor peuterspeelzalen nagenoeg dezelfde kwaliteitseisen als voor de kinderopvang. 3. Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De diverse ontwikkelingen hebben er toe geleid dat veel organisaties de voorzieningen hebben geharmoniseerd. Dit houdt in dat het huidige peuterspeelzaalaanbod onderdeel is gaan of gaat uitmaken van de kinderopvang. Binnen de kinderopvang wordt vervolgens peuterspeelzaalwerk georganiseerd, dat wil zeggen een ‘peuterprogramma’ aangeboden. 4. Belang deelname aan een peuterprogramma. Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool, omdat deze programma’s bijdragen aan de ontwikkeling van name taalvaardigheden en sociale vaardigheden. Daarnaast kunnen door deelname aan de peuterprogramma’s (dreigende) achterstanden gesignaleerd en aangepakt worden door middel van een aanvullend programma voor voorschoolse educatie. 5. Een nieuw model voor de bekostiging van het aanbieden van een peuterprogramma. Het nieuwe bekostigingsmodel houdt in dat subsidie kan worden verleend aan organisaties van kinderopvang die in onze gemeente een peuterprogramma aanbieden, die voldoen aan de gestelde voorwaarden. Daarbij wordt tevens de subsidiëring geregeld van de voorschoolse educatie aan peuters met een taalachterstand. Artikel 2. Begripsomschrijvingen h. Peuterprogramma. Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 1 april 2013: (AMVB) Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie Artikel 5. Gebruik voorschools educatie-programma Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze programma’s worden ook wel VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie). Veel gebruikte programma's zijn Piramide, KO-totaal, Speelplezier en Startblokken. Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE-programma’s. i. Kindercentrum. In de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’. Kinderopvang betreft daarbij: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. j. Register. In het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) staan alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. k. Peuter. Een peuter is een kind tussen de twee en vier jaar oud. De verordening voorziet alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op een kinderopvangtoeslag. De ouder(s)/verzorger(s) die aanspraak maakt/maken op een kinderopvangtoeslag kan/kunnen immers via de belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen. l. VVE-peuter . De verordening voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE peuter. Een VVE-peuter is een kind tussen de twee en vier jaar oud met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal. De indicatie vindt door het consultatiebureau van GGD/JGZ plaats op basis van door het college vastgestelde criteria. De doelgroepdefinitie zoals omschreven in het OAB/VVE plan gemeente Stein zal volledig gehandhaafd worden gedurende de looptijd van deze verordening. m. VVE-peuter ZKT. ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag. n. VVE-peuter MKT. MKT staat voor Met KinderopvangToeslag. p. Inkomensverklaring. Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters en VVE-peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken op kinderopvangtoeslag. Om dit te kunnen beoordelen dient de aanvragen bij de aanmelding van de peuter of het VVE-peuter een inkomensverklaring te vragen aan de ouder(s)/verzorger(s) waaruit dit blijkt. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal. Dit kan een inkomensverklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst zijn, het zogenaamde IB60-formulier. Uit dit IB60-formulier blijkt dat de ouder/verzorger of een van de ouders(s)/verzorgers geen inkomsten heeft. De ouder(s)/verzorger(s) dient/dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten. Ingevolge de algemene subsidieverordening dient de aanvrager de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste vijf jaren na het moment van de subsidieverlening te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorger(s). Artikel 6 Bij de aanvraag te overleggen gegevens Sub c. een werkplan. •Algemeen. In het werkplan dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs •Pedagogisch beleid en klimaat. Ingevolge het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ dienen kindercentra (artikel 5) over een pedagogisch beleidsplan te beschikken. Nadere regels hierover zijn vastgesteld in een ministeriële regeling. •Opleiding personeel en opleidingsplan. In de regeling zoals bedoeld in artikel 3 van het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ zijn de opleidingseisen voor het personeel nader geregeld. Daarnaast zijn de specifieke eisen aan de voorschoolse educatie, alsmede de eis voor een opleidingsplan, vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur, zoals bedoeld in artikel 1,50b en 2.8 van de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’. •Observatie- en registratie-instrument. Een ontwikkelingsvolgsysteem om te observeren en te registreren, met het doel in beeld te brengen in welke ontwikkelingsfase een kind zich bevindt en de ontwikkeling van het kind goed te kunnen volgen. Artikel 7 Overige voorwaarden Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen, naast de reguliere opleidingseisen, de pedagogisch medewerkers te beschikken over een bewijs van deelname aan specifieke scholing in het kader van de VVE (b.v. de scholing Vversterk) en dient het kindercentrum te beschikken over een opleidingsplan. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6, sub c. een werkplan, onder opleiding personeel en opleidingsplan. Artikel 9 Subsidiebedragen Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma, niet zijnde VVE-peuter . Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op: ∘ een aanbod van 6 uur per week, verdeeld over 2 dagdelen, gedurende 40 weken per jaar; ∘ een gemiddelde inzet van een beroepskracht van 5 uur per dagdeel (incl. voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc.); ∘ een uurtarief van € 6,84; ∘ eigen bijdrage van ouders voor deelname programma van € 2,50 per uur, voor 6 uur per week. Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis: (10 uur x 40 weken x € 6,84) minus ouderbijdrage (6 uur x 40 weken x € 2,50) = € 2.136,--. Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE-peuter.ZKT Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op: ∘ een aanbod van 10 uur per week, verdeeld over drie of vier dagdelen, gedurende 40 weken per jaar; ∘ uitgaande van een inzet van 4 dagdelen met een gemiddelde inzet van een beroepskracht van 5 uur per dagdeel (incl. voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc.), ∘ een uurtarief van € 6,84; ∘ eigen bijdrage van ouders voor deelname programma van € 0,32* per uur, voor 10 uur per week. * Ingevolge het ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2013’ bedraagt het laagste uurtarief bij het 1e kind € 0,60, d.w.z. € 240 per jaar. Om de drempels te verlagen voor VVE-doelgroepen kunnen gemeenten de ouderbijdrage voor VVE-peuters baseren op de maximale afname van 5 uur (dagdelen van 2½) en voor de extra 5 uur die als eis wordt gesteld aan het VVE-programma (minimaal 10 uur) geen extra ouderbijdrage in rekening brengen. De ouderbijdrage bedraagt dan € 120 per jaar = gemiddeld € 0,32 per uur. Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis: (20 uur x 40 weken x € 6,84) minus ouderbijdrage (10 uur x 40 weken x € 0,32) = € 5.344,--. Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE-peuter MKT. Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op: ∘ een aanbod van 10 uur per week, verdeeld over drie of vier dagdelen, gedurende 40 weken per jaar; ∘ uitgaande van een inzet van 4 dagdelen met een gemiddelde inzet van een beroepskracht van 5 uur per dagdeel (incl. voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc.), ∘ een uurtarief van € 6,84; ∘ het feitelijke aanbod van 10 uur voor rekening van ouders. Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis: 10 uur x 40 weken x € 6,84= € 2.736,--. Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ. Het subsidiebedrag betreft een, normvergoeding, een tegemoetkoming in de kosten. Het bedrag op jaarbasis ad. € 1.970 is gebaseerd op: ∘1 bestuurlijk overleg met gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang, inzake (resultaten) voor- en vroegschoolse educatie: 1 bijeenkomst x 4 uur x € 46,-- = € 184,--; ∘2 bijeenkomsten ambtelijk overleg VVE (Stuurgroep VVE: ambtelijk overleg gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang), inzake (resultaten) voor- en vroegschools educatie): 2 bijeenkomsten x 3 uur x € 38,-- = € 228,--; ∘4 bijeenkomsten clusteroverleg zoals omschreven in het geldende VVE plan (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende ontwikkelingslijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie: 4 bijeenkomsten x 4 uur x € 38,-- = € 608,--; Bovenstaande bijeenkomsten maken integraal onderdeel uit van het huidige en het nieuwe VVE plan. Artikel 10 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening Rekenvoorbeeld: Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening Zie de toelichting bij artikel 10. Er vinden twee berekeningen plaats. Een voor de VVE-peuters waarvoor de ouders geen kinderopvangtoeslag (ZKT: Zonder Kinderopvang Toeslag) ontvangen en voor de VVE-peuters waarvoor de ouder wel een kinderopvangtoeslag (MKT: Met Kinderopvang Toeslag) ontvangen. Artikel 14 Aanvraag om vaststelling Lid 4, sub e. een jaarverslag met behaalde resultaten. Bij de subsidieaanvraag dient een werkplan te worden overlegd. Bij de subsidievaststelling vindt de verantwoording daarvan plaats, waarbij ook de resultaten worden beschreven en de getroffen maatregelen om dit te bereiken. Bij de verantwoording dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs. Artikel 16 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling Zie de toelichting bij artikel 10. Artikel 17 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling Zie de toelichting bij artikel 10. Artikel 19 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteit heeft beëindigd. Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar. Subsidie: peuterprogramma peuters. Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters ZKT. Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters MKT. Subsidie: deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ. Subsidieberekening € 1970: 10 mnd x 3 mnd = € 591 Artikel 24 Overgangsbepalingen. Lid 3. Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 10. Lid 4. Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 19. Lid 5. Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 19.
Onze redactie krijgt van de gemeente altijd een overzicht van de laatste bekendmakingen en aanvragen voor vergunningen in Stein. Wij proberen deze altijd z.s.m. op onze site te plaatsen, zodat jij op de hoogte blijft van wat er speelt in jouw omgeving.
We antwoorden graag op je bericht. Laat het ons weten door contact met ons op te nemen.
Het laatste nieuws uit Stein volgen? Dat doe je uiteraard op Lokaalnieuwsstein.nl. Wij focussen op de dagelijkse nieuwsitems van omgeving Stein.
© LokaalnieuwsStein.nl
Laatste berichten